CACHET (Frans Lion), geb. te Amsterdam 28 Jan. 1835, overl. te Bergen op Zoom 27 Nov. 1899, ontving, uit Joodsche ouders geboren, met deze 30 September 1849 in de Noorderkerk te Amsterdam den Christelijken doop en later onderricht aan het in 1853 gestichte schotsche Seminarie, van van Loon, Schwartz, Smith en da Costa, voor wien hij levenslang groote vereering behield, terwijl hij ook eenigen tijd te Ermelo bij den bekenden philantroop en zendingsvriend ds. H.W. Witteveen doorbracht. Na den graad van licentiaat der Vrije schotsche kerken te hebben verkregen (25 Maart 1858) vertrok hij 6 April 1858 naar Zuid-Afrika, tot welk werelddeel hij zich reeds als knaap zeer aangetrokken gevoeld had, in de hoop daar in de Nederduitsch-Gereformeerde kerk, gewoonlijk de Kaapsche kerk genoemd, een werkkring te zullen vinden. Daar de actuarius der Synode, dr. Abraham Faure, het hem te Amsterdam uitgereikt diploma onvoldoende achtte, nam hij tijdelijk de plaats in van den naar Adelaide beroepen predikant G.U. Stegman, die ‘St. Steffens’, eene in 1838 na de vrijverklaring der slaven gestichte en in 1857 bij de Kaapsche kerk gevoegde gemeente van kleurlingen, bediend had, en deed tevens des Zondags dienst te Greenpoint, een voorstad van Kaapstad, in eene kapel, die daar door hollandsche en britsche Afrikaners opgericht was. Toen dr. H.E. Faure (26 Juni 1859) ds. Stegman had vervangen, werd hij voorganger eener lndependente gemeente van kleurlingen, wier leeraar (Vogelensang) kort te voren was overleden en tevens bestuurder van hare school, doch, daar hij gaarne een geordend predikant wilde zijn en de kaapsche Synode, die daarover te beslissen had, voorloopig niet zoude bijeenkomen, wendde hij zich tot het Presbyterium der vrije schotsche kerk in Britsch Kafferland, dat hem 26 October 1860, na een voorafgaand examen, als zoodanig erkende. Hij bleef daarna nog eenigen tijd te Kaapstad werkzaam, maar vertrok in 1862 naar Ladysmith om daar, tot dat de kaapsche Synode hem zoude hebben toegelaten, den eenigsten predikant in dat district, destijds het grootste van de geheele kolonie, den bekenden ds. P. Huet, bij te staan. Nadat hij met een uit dat lichaam gedeputeerde commissie 28 Nov. 1862 het toen pas ingevoerde colloquium doctum had gehouden werd hij, in Mei van het volgende jaar, voor goed als ambtgenoot van Huet bevestigd en ook consulent van de gemeenten Harrysmith in den Oranje-Vrijstaat en Utrecht in de Transvaal, wat hem voortdurend in aanraking bracht met de kerkelijke toestanden in den Vrijstaat en in de Zuid-Afrikaansche Republiek, waar een groot gedeelte der inwoners voornamelijk in laatstgenoemden staat zicb, onder leiding van Ds. Dirk van der Hoff, aan het opzicht der kaapsche Synode, onder het welk zij tot 1852 geweest waren, om staatkundige redenen had onttrokken, en de, van deze, onafhankelijke ‘Nederduitsch Hervormde kerk in de Zuid-Afrikaansche Republiek’ gesticht hadden.
Na tweemalen te hebben geweigerd, nam hij in den loop van 1865 een beroep naar laatstgenoemde plaats aan, met het doel om de afvalligen weder tot de kerk in de kolonie terug te brengen, en slaagde daarin, ondanks den tegenstand der uit Nederland beroepen predikanten (v.d. Hoff te Potchefstroom, van Warmelo te Zoutpansberg, en Smits te Rustenburg), de tegenwerking der Regeering (die zijne komst ongaarne zag) en de onverschilligheid der kaapsche Synode, zóó goed, dat, nadat in 1868 reeds uit de Kaapkolonie de proponenten A. Hofmeyeren J.P. Jooste naar de Republiek gezonden waren (van welke de laatste een beroep naar Potchefstroom had aangenomen) in 1873, te Utrecht, twaalf min of meer uitgebreide gemeenten te zamen kwamen, van welke drie (Utrecht, Potchefstroom en Lydenburg) een eigen predikant hadden en er gegronde hoop bestond, dat de overige die spoedig zouden bezitten.
Lion Cachet achtte toen zijn taak afgeloopen en vertrok, nadat hij zijne eigene gemeente aan de zorgen van zijn vriend ds. J.H. Neethling van Stellenbosch toevertrouwd had, naar Nederland, waar hij 6 Juli 1866 na een zeer onvoorspoedige reis aankwam (te Rotterdam), en zich voorloopig in Utrecht vestigde. Bemerkend, dat hij zonder geregelden arbeid niet leven kon. en dat aan de verwezenlijking van zijn plan om voortaan als zendeling-doctor in het Heilige land te arbeiden te groote zwarigheden in den weg stonden, werd hij reizend predikant der Confessioneele Vereeniging die, 12 October 1864 opgericht, hulp en leiding bedoelde te geven aan gemeenten en personen in de Nederl. Hervormde Kerk, die, om des geloofs wille, in nood verkeerden; maar in dien werkkring niet op zijn plaats, werd hij, na in 1874 door het Provinciaal Kerkbestuur van Utrecht tot de Evangeliebediening in de Nederl. Herv. Kerkte zijn toegelaten, 17 Sept. van datjaar predikant te Loosdrecht. Het volgend jaar keerde hij echter naar Zuid-Afrika terug, waar hij weinige maanden na zijne aankomst te Villiersdorp in de Kaapkolonie beroepen werd en vijfjaren bleef, toen hij andermaal naar Europa terugkeerde. Hij werd toen predikant te Valkenburg bij Leiden (19 Dec. 1880) en vervolgens te Rotterdam (22 Apr. 1883), eerst in de Nederlandsch Hervormde en nadat hij in 1887, toen de kerkeraad met de synodale organisatie gebroken had, in de Gereformeerde kerk. In 1890 ging hij in opdracht der voorloopige Synode dier kerken, die te Leeuwarden was gehouden, naar midden Java, om aldaar de Gereformeerde zending te inspecteeren, van welke reis hij in zijn werkje: Een jaar in dienst der zending verslag deed en bezocht op zijne terugreis Egypte en Palestina, van welke landen hij bezig was zijne indrukken op schrift te stellen, toen de dood hem overviel.
Lion Cachet schreef bovendien: Welke plaats behoort de Christelijke zending onder de Heidenen te beslaan in de innige liefde en practische werkzaamheid der koloniale kerk. (Bijblad van Elpis V bevattende handelingen van en voordrachten gehouden op de Christelijke Conferentie te Kaapstad 16 en 17 Januari 1861); Verslagvan hetzendingswerkte Ladysmith van December 1861 totApril 1863; Afrikaansche preken (1874); Aan de leden der Nederduitsch Gereformeerde kerk in de gemeente Ladismidt (1864); Vijftien Jaren in ZuidAfrika. Brieven aan een vriend (1875), Twee Jaren in Holland (1877); Worstelstrijd der Transvalers aan het volk van Nederland verhaald (1882 en 1883 herdrukt); Zuid Afrikaansche stem over Israel en voor Israel (1877-1885); Tyo Soga De eerste kafferzendeling (1888) een omwerking en vertaling van Chalmer's Tyo Soga A page of South African Mission Work.
Lion Cachet was 28 September 1858 te Wijnberg in de Kaapkolonie gehuwd met mejuffrouwYda Johanna Jacoba van Reenen uitClaremont,die23Mei 1890 overleed; zij schonk hem twee kinderen, van welke het oudste weinige weken na de geboorte overleed en het tweede hem overleefde.
Men zie over hem: Kuyper, Geschiedenis van het godsdienstig en kerkelijk leven in Nederland499, 601; J.W.G. van Oordt, Transvaalsche gebeurtenissen etc. 39; Mansveld, De Betrekking tusschen Nederland en Zuid Afrika etc. 109.
de Savornin Lohman