NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Burman, frans (1)

betekenis & definitie

BURMAN (Frans) (1), zoon van den predikant Pieter Burman (17 Juli 157726 Juni 1630) en van diens tweede vrouw J osina Balde (14 Juni 1601 - 23 Mei 1667), geb. te Leiden, waarheen zijn ouders uit Frankenthal gevlucht waren, 13 Jan. 1628, overl. te Utrecht 12 Nov. 1679; na het overlijden van den vader, die toen predikant te Emmerik was, ging de weduwe met haar zoon en dochter naar Leiden, waar Frans in het Staten-Collegie als alumnus werd opgenomen (24 Jan. 1643); in Mei 1650 werd hij tot predikant in de nieuwe gemeente van Hanau beroepen, 10 Juni 1661 werd hij in plaats van den overleden Ubbenius door Curatoren van de Leidsche Univ. tot Subregent van het Staten-Collegie benoemd. Hij trad 17 Sept. in functie met het houden van een redevoering de Collegiis theologicis et philosophicis (L.B. 1673, 4o); 23 Oct. 1661 werd hij honoris causa tot Theologiae Dr. gepromoveerd.

< >