BUCERUS (Gerson), was Vlaming van afkomst, maar is vermoedelijk in Engeland geboren; hij stierf 7 Aug. 1631 te Leiden. Zijn grootmoeder ging in 1562 tot de zijde der Hervorming over en nam toen - niettegenstaande ze reeds 72 jaar oud was de wijk naar Sandwich in Engeland, waar destijds haar zoon predikant bij de nederduitsche vluchtelingenkerk was. Deze, Jacobus Bucerus (Buusere, Buysere, de Buzere), geb. te Hoonegem bij Hazebroeck in Vlaanderen, was - waarschijnlijk tot 1560 - Augustijnermonnik te Yperen. Gereformeerd geworden, vond hij eind November van datjaarvia Nieuwpoort schuilplaats te Londen, na een moeilijke reis: om verandering van wind moest het schip, waarin hij den overtocht zou maken, kort na uitvaart weer te Duinkerken binnenvallen; waarop Bucerus, op verlangen van den schipper aan wal gegaan en zijn intrek hebbend genomen, in de herberg ‘de Wilde Zee’, maar nauwelijks het lot ontkwam van een tweetal meereizende geloofsgenooten, die gevangen werden genomen en 18 Apr. 1561 ter vuurdood werden veroordeeld. Sept. 1561 ging hij van Londen - waar hij toen reeds eenigen tijd had geproponeerd, 1 Apr. deed hij het voor het eerst - naar Sandwich. Tijdens de moderatie in 1566 bevond hij zich in Vlaanderen. 28 Juli preekte hij bij Poperinghe te Abeele; 4 Aug. op Clarenblik; 11 en 12 Aug. op de markt te Cassel; 13 Aug. te Bailleul, waar hij daarna ook de bestorming van het klooster van St. Antonius bijwoonde, evenals omstreeks denzelfden tijd ook te Steenvoorde de plundering van dat van St. Laurentius. Ook te Hazebroeck, Hagedoorne, Hondschoote, Beenkensmuelen en Meessene of Messines predikte hij in die periode; zich tegelijkertijd in die omgeving destijds bezig houdend met de verzameling van gelden, zoowel voorde onderneming van Jan Denijs, die met de nederlaag te Watreloos eindigde, als voor het aanbod aan den koning van drie millioen gulden, om daarvoor dan de vrijheid te verkrijgen. Begin 1567 stond hij Brederode een tijdlang bij in de voorbereiding van diens veldtocht. Na de mislukking daarvan te Oosterweel week hij opnieuw, via Amsterdam, naar Engeland uit; en bleef van toen tot aan zijn dood, in Juni 1572 (dat de overheid hem in 1574 nog van haar pardon uitsloot was dus wel heel overbodig) te Sandwich werkzaam. 24 Aug. 1561 trad hij te Londen in 't huwelijk met Catalina Raedts.
De uit dit huwelijk geboren Gerson B. liet zich 28 Apr. 1583 te Leiden inschrijven als student. 4 Juni 1586 liet hij zich overhalen om te Sandwich voor eenigen tijd den predikant daar hulp te gaan verleenen; eenige ervaring had hij toen in het preeken reeds opgedaan. 28 Mrt. 1588 werd hij - op voorwaarde dat hij, als Vlaanderen hem noodig had, vrij zou wezen om een beroep daarheen te volgen - predikant te Veere in Zeeland, wat hij tot zijn dood is gebleven, niettegenstaande in 1615 Leiden en in 1619 Vlissingen hem beriepen. Slechts een deel van dien tijd echter heeft hij actieven dienst gedaan. Om zijn buitengewone bekwaamheid in oudheidkunde en Hebreeuwsch werd hij door de dordtsche Synode van 1618/19 aangewezen voor de vertaling van het Oude Testament. Nadat de magistraat en de kerkeraad van Veere daartegen veel bezwaren hadden ingebracht (Bucerus was zeer gezien, zoowel in al de zeeuwsche kerken als in zijn eigen gemeente) ging hij Aug. of Sept. 1626 eindelijk toch in opvolging dier benoeming naar Leiden, waar hij 5 Mrt. 1628 ten tweeden male, nu honoris gratia werd ingeschreven. Een zuster van hem, te Sandwich geboren, huwde met Ds. Leonard Moyart. Hij zelf trouwde - in tweede huwelijk - in 1623 te Veere met Wi llemijntje Bezar, weduwe van Job Florisz. Van zijn zoons studeerde Jacobus (geb. 1599 te Veere, ingeschreven te Leiden 20 Nov. 1634) in de theologie en Josias (geb. 1605) in de medicijnen.
Behalve door een Grieksch gedicht op het huwelijk van Hugo de Groot en Maria van Reigersberg, verwierf Gerson Bucerus zich als auteur eenige bekendheid door zijn, in 1618 te Middelburg naamloos verschenen: Dissertatio de gubernatione ecclesiae maximeque de Presbyterio et Episcopatu, praecipuas huius argumenti controversias placide pertractans, amica collatione instituta cum doctissimi clarissimique viri D. Georgii Downami, S. Theologiae doctoris, concione quondam de hoc eodem subjeeto Anglice edita, nunc vero in Latinum sermonem versa, non contentionis studio, sed justae defensionis causa ad veritatis illustrationem suscepta. Op zichzelf was dit boek niet zoo belangrijk, al vond het veel waardeering - reeds in 1634 verscheen er een 4e druk van - maar het kreeg een bijzonder gewicht door dat het de ontevredenheid gaande maakte van koning Jacobus I van Engeland, omdat deze van het erin verworpen stelsel van episcopale kerkregeering niet het minste kwaad kon hooren. In verband daarmee kwam de schrijver - niettegenstaande de zeeuwsche Synode het met beslistheid voor hem opnam - zelfs in een heel moeilijk parket. Langs diplomatieken weg werd geeischt, dat hij naar Engeland zou komen om zich te verontschuldigen. Naar het schijnt is hij er echter afgekomen met een reis naar het prinselijk hof te Delft, en met het schrijven van een brief met nadere verklaring van zijn standpunt. Andere brieven van hem, in een op 't oogenblik verloren bundel, vermeldt P.J. Proost, Jodocus van Lodenstein (Amst. 1880) 71.
Zie: F. Nagtglas, Levensberichten van Zeeuwen I (Middelb. 1890)invoce; N. Hinlopen, Historie van de Nederlandsche Overzettinge des Bijbels (Leiden 1777) 74,75, 95;E.de Coussemaker, Troubles religieux dans la Flandre Maritime (Brux. 1876-1884) I, 34, 53-55, 111, II, 107, III, 248; KerkhistorischArchief 1862, 402-416; Reitsma en van Veen, Acta V, 154; Geschiedenis der Martelaren (Doesburg 1883) 638; F.W. Cuno, Franciscus Junius derAeltere (Arnhem 1868) 392; H.Q. Janssen, De Kerkhervorming te Brugge II (Rotterd. 1856) 234, 289; dez., De Kerkhervorming in Vlaanderen (Amsterd. 1891) register in voce; dez. enJ.H.van Dale, Bijdragen tot de Oudheidkunde en geschiedenis ... van Zeeuwsch VlaanderenII (Middelb. 1857) 276; J.H. Hessels, Ecclesiae Londino-BatavaeArchivum (Cantabr. 1889, 1897) II en III, registers in voce; J.W. te Water, Kort verhaal der Reformatie van Zeeland (Middelb. 1766) register in voce; A.A. van Schelven, De Nederduitsche vluchtelingenkerken ('s Grav. 1908) register in voce; Werken der Marnixvereeniging, S. III, D. I, 43; P.J. Wyminga, Festus Hommius (Leiden 1899) register in voce.
van Schelven