NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Brouwer, justus

betekenis & definitie

BROUWER (Justus), ofZythopaeus, zoon van den dusseldorpschen predikant van dien naam; hij had in Giessen gestudeerd en was in 1612 predikant in Stolberg. In 1613 biedt hij zich aan om den dienst in de nederl. luth. kerken te vervullen en wordt 8 Maart in Leiden beroepen. 30 Jun. 1615 wordt hij echter door het Algemeen Consistorie ‘solemnelycken gedeporteerd, in den naam des Heeren’, omdat hij de trouwbeloften aan de nicht van ‘Tanneke in den gouden Huyve’ gegeven, niet houden wil.

De gemeente wordt hierdoor in twee partijen gedeeld, maar als hij schuld erkent, wordt hij opnieuw in de Kerk opgenomen. 22 Mei 1619 doet hij, in de leidsche kerk, in het openbaar boete en daarna wordt hij in zijn ambt hersteld. In Juni wordt hij predikant van de luth. gem. te Breda - waartoe ook de gemeente van Antwerpen behoorde - en blijft er totdat hij in 1625 bij de inneming der stad door de Spanjaarden wordt verjaagd. Van hier trekt hij naar Utrecht, waar hij nog eenigen tijd de gemeente diende; hij stierf 10 Sept. 1627.

Litteratuur: Müller, Aus den Eiffelbergen, 161,351; Schultz Jacobi, Oud en nieuw (1865) 81 vlg.; Domela N ieuwenhuis, Bijdragen t.d. Gesch. derEv. Luth. kerk. I, 89; Pont, Gesch. v.h. Lutheranisme in de Nederlanden tot 1618(1911) 535, 546, 572.

Pont

< >