NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Brouwer, brouerius

betekenis & definitie

BROUWER (Brouerius), een zoon van Petrus Brouwer (ontvanger-generaal van Rauwerderhem) enUilkje Velda, geb. 13 November 1707 te Leeuwarden, overl. 23 Mei 1757 te Amsterdam; studeerde eerst te Francker, waar hij onder

den jongen Vitringa eene door hem zelven opgestelde verhandeling verdedigde; daarna te Leiden (ingeschreven 14 Sept. 1722), en werd in 1723 predikant te Dronrijp, in 1725 te Hindelopen, waar hij in 1730 een beroep naar Bolsward ontving, hetgeen hij niet aannam, in het zelfde jaar een naar Harlingen, dat hij aannam. Na aldaar vier jaren met vrucht het leeraarsambt te hebben waargenomen, werd hij in 1734 door de gemeente van Amsterdam begeerd, welke gemeente hij nog twee-en-twintig jaren met leer en wandel stichtte.

< >