NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 06-05-2022

Brink, albertus jan ten

betekenis & definitie

BRINK (Albertus Jan ten), directeur der H.B.S. te Enkhuizen, later leeraara.d.H.B.S. te Semarang, en aan het gynm. Willem III te Batavia, geb. 30 Jan. 1836 te Appingedam, waar zijn vader, Barend (die volgt), rector der latijnsche school was. Hij was een tijdlang gouverneur bij verschillende families, o.a. bij die van Harinxma thoe Slooten te Beetsterzwaag, en werd in 1868 benoemd tot waarn. rector der latijnsche school te Ootmarsum. Twee jaar later werd hij directeur der H.B.S. te Enkhuizen, vanwaar hij in 1878 naar Indië vertrok. In 1893 werd hij hier gepensionneerd en vestigde zich toen met der woon te Meester Cornelis, waar hij waarschijnlijk overleden is.

Van zijn geschriften noemen wij: Sophocles' Antigone, uit het Grieksch in hollandsche verzen overgebracht, met verklarende aanteekeningen en een verhandeling over het atheensche tooneel (1862); Twaalfgedichten (1861); Een

ziel na den dood. Tooneelspel naar Heiberg (1865); De Noordsche Don Juan of Kees Kregels liefdesavonturen. Ironisch-episch gedicht in zes zangen, onder het pseudoniem de literator Epimetheus(1868); Willem van Harpen's leerjaren. Een novelle (1871); H.W. Longfellow. Een bloemlezing en waardeering (1873); Eerzuchten liefde. Blijspel (1874); Eigen Schuld, holl.-ind. roman (2 dln. 1896). Ook was hij redacteur v.h. Aardrijksk. Weekbl. (alleen v.d. 1en jaarg. 1877).

Zuidema

< >