BREENBERGH (Bartholomeus), geb. te Deventer 1599/1600 en gest. vermoedelijk te Amsterdam tusschen 1655 en 13 Maart 1659, is op jeugdigen leeftijd naar Rome
getrokken, waar hij vele jaren met Paulus Bril verkeerd heeft, die daar 7 Oct. 1626 overleden is. Een gezicht op het Castello Bommarzo, in het Prentenkabinet te Amsterdam, is nog in 1627 door hem te Rome geteekend, maar kort daarna is hij naar Holland teruggekeerd; 27 Aug. 1633 ondertrouwde hij te Amsterdam, wonend op de Oostermarkt. met Rebecca Schellingwouw,en sedert is hij te Amsterdam gebleven; zijn weduwe woonde in 1659 te Antwerpen. Hij is waarschijnlijk een leerling geweest van Bril, maar heeft ook onder den invloed gestaan van Adam Elsheimer en Corn. Poelenburg, die ook wel figuurtjes in zijn stukken geschilderd heeft (bv. in het museum te Schwerin). In zijn bijbelsche en mythologische tafereelen heeft hij veel werk gemaakt van het afbeelden
van romeinsche bouwvallen; zeldzaam is zijn werk niet; het vroegst gedateerd is een landschap met Tobias in de Ermitage te St. Petersburg (1630), het laatst gedateerd een Joseph in Egypte in de coll. Czernin te Weenen (1655). Ook heeft hij eenige portretten geschilderd, o.a. van den aartsbisschop Phil. Rovenius (Th. Matham sc.) en van den amsterdamschen pastoor Ant.
Schellingwouw, vermoedelijk zijn zwager (W. v.d. Laegh sc.). Ook zijn teekeningen komen veel voor. Van de prenten, die nog in de 17de eeuw naar werk van hem gemaakt zijn, verdienen vooral vermeld te worden twee groote etsen van Joh. de Bisschop, Joseph in Egypte en de marteldood van St. Laurentius, en een reeks romeinsche bouwvallen, door M. Schaep.
Ook zelf heeft hij zeer verdienstelijk landschappen met romeinsche bouwvallen geëtst, o.a. een reeks Verscheyden vervallen gebouwen soo binnen als buyten Romen (1640). Een zelfportret van hem (1640) is geëtst door J.G. Huquier. In de coll. Cremer te Amsterdam is zijn in 1644 door Jac. Backer geschilderd portret, waarvan de geteekende schets in het Prentenkabinet te Amsterdam berust.
Zie: Oud- Holland VII, 43; XI, 35; Havard, L'art et les artistes hollandais IV, 69-82; Bode, Galerie Schwerin 100,101; Bredius, Meisterwerke 52; Bartsch, Peintre-graveurIV, 165-180;Weigel, Suppl. 176-181;von Wurzbach, Niederl. Künstlerlexikon, in voce; Thieme und Becker, Allg. Lex. bild. Künstler, in voce.
Moes