BOHN (Pieter François), verdienstelijk boekhandelaar-uitgever, 9 Mrt. 1800 te Haarlem geb. en overl. ald. 31 Jan. 1871. Na met vrucht de latijnsche school zijner geboorteplaats te hebben afgeloopen, waarvan hij een der beste leerlingen was, ontving hij zijn opleiding voor den boekhandel bij Jacob van Baalen te Rotterdam, die een uitgebreide zaak in oude en nieuwe boeken had. Nauwelijks was hij hier een jaar geweest, of de plotselinge dood zijns vaders riep hem naar huis terug, en wel om aan 't hoofd te staan der firma, die van toen af, onder den naam ‘de Erven François Bohn’ zou worden voortgezet. Ook de vader en grootvader van P.F. Bohn hadden de zaak, die toen echter meer drukkerij en debiet- dan uitgeverszaak was, reeds gedreven. Hoewel nu geenszins de eerste verwaarloozende, legde de jeugdige boekhandelaar zich toch van meet af bij voorkeur op het uitgeversbedrijf toe. Begonnen met de schoolboeken van Anslijn, Bredow, Prinsen e.a., zagen weldra ook grootere werken bij hem het licht: wij noemen slechts die van da Costa, Lastdrager, Robidé van der Aa,Bilderdijk,Rhijnvis Feith en Jacobus Kantelaar.Ende meeste dezer uitgaven hadden een ongekend succes. Becker's Alg. Geschiedenis in 21 dln., Scheltema's Rusland en de Nederlanden, Oudemans' Chronologisch Handboek enN.G.van Kampen's geschied- en letterkundige werken werden hem door menigeen benijd. Ook de reisbeschrijvingen en romans der Erven F. Bohn vielen algemeen in den smaak: Bernhard, Clarke, Pückler-Müskou,Gerstacker, Frederika Bremer,Louize Mühlbach,Bulwer, Walter Scott,Thackeray en zooveel andere buitenlandsche schrijvers genoten bij het nederlandsche publiek dier dagen een niet minder gretig onthaal dan hun bij de eigen landgenooten ten deel gevallen was, dank zij de zorg waarmee zij door de haarlemsche uitgeversfirma in een nederlandsch gewaad gestoken waren. Later zagen bij haar het licbt: al de werken van Nicolaas Beets, met de Camera Obscura (26e druk 1911) aan 't hoofd (Bohn was op 35-jarigen leeftijd getrouwd met Dorothea Petronella Beets, de oudste zuster van den schrijver), vele geschriften van J.P. Hasebroek en diens zuster Elize, enkele van S.J. van den Bergh,I.da Costa,J. Kneppelhout, C.P. Tiele e.a. In de 48 jaren dat P.F. Bohn alleen aan 't hoofd zijner firma stond, kon hij zich beroemen meer dan 400 grootere en kleinere edities het licht te hebben doen zien, waarvan verreweg de meeste zich onderscheidden door degelijkheid en goeden smaak.
Man van letteren en man van zaken, vereenigde Bohn in zijn persoon al de eigenschappen, die een uitgeverszaak tot bloei kunnen brengen; daarbij was hij uiterst werkzaam. Placht hij vooraf de hem toevertrouwde boeken in handschrift trouw te lezen, geen werk verliet ook zijne pers zonder dat hij persoonlijk de proeven ervan had gecorrigeerd. En aan vele werken had de uitgever, ook wat den inhoud betreft, een nog veel grooter aandeel, terwijl vele buitenlandsche werken door hem persoonlijk werden vertaald.
In 1864 overleed Bohns zooevengenoemde echtgenoote (schrijfster van Onze Buurt), met wie hij 29jaren een hoogst gelukkig leven had geleid. Het volgend jaar ontviel hem ook de oudste zijner beide dochters, van wie de andere dr. P.L. Muller, later hoogleeraar te Leiden, huwde; sedert breidde zich een sombere schaduw over zijn vroeger zoo zonnige woning uit. Zoowel tot eigen steun als ten behoeve van zijn nog slechts 17-jarigen zoon François Bohn koos de 66-jarige zich als deelgenoot in zijne zaak Jelte Karel Tadema, die van 1866 tot 1872 met hem de zaken leidde en na Bohn's dood in laatstgenoemd jaar met diens zoon François aan 't hoofd der firma stond. Bohn trok zich in 1885 uit de zaken terug; J.K. Tadema overleed in 1899, en sedert wordt de zaak der Erven F. Bohn gedreven door J.C. en J.L. Tadema. Uit de zeer rijke fondslijst der haarlemsche firma mogen hier wat de laatste jaren betreft nog als bekende uitgaven worden genoemd: werken van Asser, Pierson, Land,van Hamel, Hamaker, Oppenheim, Molengraaff, Stokvis, Veth,Treub, Pel,Winkler, Chantepie de la Saussaye, Cosijn, te Winkel e.a.
Zie: Bijdragen totde geschiedenis van den Ned. Boekhandel 1884, I, 190; en A.C. Kruseman, Bouwstoffen II, 603.
Zuidema