BEAUMONT (Mr. Simon van) (3), geb. 1641 of 42, gest. 8 Febr. 1726 te 's Gravenhage, zoon van mr.
Herbert van Beaumont en Elisabeth de Jonge. Hij werd in 1666 zijn vader, die griffier en chartermeester der Staten van Holland was, toegevoegd als hulp, in 1673 als mede-griffier aangenomen; daarna komt hij alleen als griffier voor. In 1673 werd hij met Daniël van Wijngaerden als buitengewoon gezant naar Copenhagen gezonden, om de kroon van Denemarken te bewegen tot het sluiten van een verbond. Hij slaagde daarin naar wensch; 20 Mei 1673 kwam het verbond van onderlinge bescherming tusschen de republiek en Denemarken tot stand. Hij werd hoogheemraad van Delfland 12 Maart 1681. In 1684 werd Beaumont als secretaris van staat met Franco van der Goes, burgemeester van Delft, en Adriaen Baert, pensionaris van Alkmaar, gelast tot het bezegelen der papieren van Amsterdam en die van den pensionaris dier stad Hop, verdacht van briefwisseling met den franschen gezant d'Avaux.
Hij wordt ons geschetst als een werkzaam staatsman van veel gezag en invloed. Hij, zelf een leerling uit de school van Johan de Witt, was de uitstekende leermeester van zijn neef mr. Simon van Slingelant. Behalve met staatszaken hield hij zich ook met de natuurwetenschappen bezig. Vooral de botanie en het aankweeken van vreemde gewassen trokken hem aan. Daar hij een groot fortuin bezat, kon hij aan zijn liefhebberij van ganscher harte toe-
geven en bezat hij een plantentuin in den Haag, waarvan door Kiggelaar in 1690 een catalogus werd uitgegeven en waarvan de hortus medicus te Amsterdam een groot gedeelte verwierf. Linnaeus prees Beaumont wegens zijn verdiensten ten opzichte der plantkunde en het invoeren van vele vreemde gewassen. Hij was 10 Febr. 1667 te 's Gravenhage gehuwd met Cornelia van Strijen, geb. Haarlem 20 Dec. 1648, overl. 13 April 1697, dr. van den haarl. pensionaris Mr. Adriaen van S. enCatharina Kerkrinck,die hem acht kinderen schonk, waarvan zich bekend maakten: Herbert, geb. 1672, ongehuwd overleden in 1730, raadsheer in het hof van Holland en Mr. Philip Quirijn, geb. 1676, overl. Delft 23 Juni 1728, raad, schepen en pensionaris van Delft.
Zie: Balen, Beschrijv. v. Dordrecht936; Tideman, Inl. voor de Gedichten van Simon van Beaumont xiv; Algem. Konst- en Letterbode 1845, II, 34 en 354 vlg.; Kesteloo, deStadsrek. van MiddelburgVI (ald. 1900) 78. van Dalen