NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Basnage, jacques

betekenis & definitie

BASNAGE (Jacques), predikant, staatsman en geschiedschrijver, geb. te Rouaan 8 Aug. 1653, overl. te 's Gravenhage 21 Dec. 1723, oudste zoon van Henri Basnage, heer van Franquesnay, vermaard advocaat te Rouaan en Marie Cognard. Hij genoot zijne eerste opleiding bij den geleerden Tannegui Lefebvre, die geene moeite spaarde om zijn leerling afkeerig te maken van het predikambt, waartoe deze zich aangetrokken voelde. ‘Vous êtes trop honnête homme pour être ministre!’ schijnt hij hem o.a. toegevoegd te hebben.

Tot zijn 17e jaar beoefende Basnage voornamelijk de grieksche en latijnsche letterkunde en de spaansche, italiaansche en engelsche taal. Nochtans bleef hij den wensch koesteren zich aan de godgeleerdheid te wijden. In 1670 volgde hij aan de theologische faculteit te Genève de colleges van Mestrezat, Turretini en Tronchin. Daarna studeerde hij te Sédan onder leiding van Le Blanc Beaulieu en Jurieu. Op 23-jarigen leeftijd (Oct. 1676) werd hij predikant te Rouaan, als plaatsvervanger van Etienne Le Moyne. 9 Maart 1684 huwde hijSusanne Dumoulinen smaakte daardoor het bedenkelijke voorrecht Jurieu (I kol. 1232) tot zwager te krijgen. Uit dit huwelijk sproot slechts eene dochter voort, die in 1705 huwde met den

haagschen predikant G.L. de la Sarraz. Toen in 1685 de hervormde kerk van Rouaan werd opgeheven, kreeg Basnage bij hooge gunst de koninklijke toestemming om zich met zijne vrouw, dochter en eene min naar Holland te begeven. 13 Jan. 1686 werd hij te Rotterdam tot buitengewoon en 16 Sept. 1691 tot gewoon predikant bij de waalsche gemeente beroepen. In 1703 weigerde hij, als voorstander van de door Calvijn gepredikte lijdelijke gehoorzaamheid, om zonder opdracht der regeering openlijk te bidden voor de Camisards, wier oproerigen geest hij laakte. Hierdoor geraakte hij in onmin met den strijdlustigen Jurieu, groot bewonderaar dier opstandelingen. Hoewel deze hem zijn verblijf in Rotterdam onaangenaam maakte, weigerde Basnage in 1695 op aandringen van zijne gemeente en van de magistraten, eene benoeming als predikant te Leiden. Maar 18 Nov. 1709 liet hij zich door den raadpensionaris Heinsius overhalen om zich in den Haag te vestigen als predikant bij de waalsche gemeente.

De pogingen, die zijne gemeente in het werk stelde om hem te behouden, bleven ditmaal vruchteloos. Hier begint zijne loopbaan als staatsman. Heinsius gebruikte hem in allerlei politieke aangelegenheden waarbij Basnage hem uitstekende diensten bewees. O.a. werd hem bij de conferenties van Utrecht eene geheime onderhandeling met den maarschalk van Uxelles opgedragen, welke met schitterend succes bekroond werd. Echter faalde hij in zijne pogingen om in 1709 op de conferenties van Geertruidenberg den vrede te bewerkstelligen en slaagde hij er evenmin in om gewetensvrijheid voor de fransche hervormden in hun vaderland te verkrijgen. Zijn staatkundig beleid, dat ook door den kardinaal van Bouillon, gedurende diens verblijf als vluchteling in Holland, hoogelijk gewaardeerd werd, drong weldra aan het fransche hof door.

De regent gelastte den abt Dubois, toen deze in 1716 naar den Haag reisde om over het Drievoudig Verbond te onderhandelen, zich met Basnage te verstaan. Deze vergat allen smaad hem en zijne geloofsgenooten door Frankrijk aangedaan en door zijn toedoen kwam het verdrag 14 Jan. 1717 tot stand. Uit dank voor zijne bemoeiingen schonk de Regent hem zijne goederen terug, die sinds 32 jaren waren verbeurd verklaard. Ten onrechte heeft Lemontey in zijne Histoire de la Régence geïnsinueerd, dat Basnage in hoop op belooning Frankrijk ten dienste stond. Dit wordt door Dubois zelf tegengesproken; zie den brief van Dubois aan Basnage welke gepubliceerd is in de Voorrede van de Annales des Provinces- Unies II. Op aandringen van den Regent wist Basnage een dreigenden opstand van de Camisards te voorkomen door met hunnen predikant Ant.

Court in overleg te treden. Tevens richtte hij een taktvol, verzoening predikend schrijven aan zijne fransche geloofsgenooten, dat op bevel van het hof te Parijs werd gedrukt en in de provinciën verspreid. In 1719 dateert zijne benoeming tot Landsgeschiedschrijver, van welk ambt hij zich beter kweet dan zijn voorganger Wicquefort. Basnage aanvaardde zijne taak, op voorwaarde dat de archieven voor hem werden opengesteld en hij volle vrijheid verkreeg om naar zijne overtuiging te schrijven. Gedurende zijne laatste levensjaren noopte eene kwijnende gezondheid hem zijn arbeidsveld in te krimpen. Hij wijdde zich dan ook uitsluitend aan het samenstellen zijner Annales des Prov. Unies en aan zijne uitgebreide briefwisseling met vermaarde lieden.

Moreel en intellectueel stond Basnage zeer hoog. In de Voorrede van het tweede deel der Annales teekent de uitgever een zeer waardeerende

karakterschets van den geleerden predikant. Hij muntte uit door waarheidsliefde, goede trouw en hulpvaardigheid en werd door katholieken zoowel als protestanten geacht. Hij was een beschaafd en welsprekend kanselredenaar; wat zijne godsdienstige en ethische beginselen aangaat bewandelde hij den gulden middenweg tusschen den onverdraagzamen Jurieu en de voor dien tijd wat àl te liberale denkbeelden van Bayle. Niettegenstaande de groote vriendschap, die hij den leeraar aan de Illustere School toedroeg, weerlegde hij in zijn Traité de la Conscience Bayle's ketterijen over de rechten van het dwalende geweten. In zijne Hist. de la religion des églises réformées bestreed hij Bossuet's aanvallen op het protestantisme en deed eene verdienstelijke, doch hopelooze poging om de eenheid van het hervormde geloof, niettegenstaande de veelheid zijner sekten, aan te toonen. Als staatsman wordt hij geroemd om zijn taktvol optreden en zijne verzoeningsgezindheid.

Als historicus voldeed hij aan hooge eischen. In zijne Annales geeft hij goed gedocumenteerde feiten en vele bijzonderheden waaraan hij gaarne ethische overpeinzingen toevoegt. Men kan hem echter eene groote verkleefdheid aan Frankrijk verwijten, hetgeen zijn oordeels oms wat eenzijdig maakt. Basnage was een vruchtbaar schrijver en publiceerde ongeveer 26 geschriften. Zie voor eene volledige bibliographie het hieronder vermelde werk van Haag.

Voornaamste geschriften: La Communion Sainte, ou Traité surla nécessité et les moyens de communierdignement (Rott. 1688; 5 keer herdrukt en ook in het Duitsch vertaald); Hist. de la religion des égl. réformées, pourservirde réponse à l' Hist. des Variations des Egt. prot. par M. l' Ev de Meaux (Rott. 1690, 2 vol., 1699, 1721, 1725); Traité de la Conscience (Amst. 1696. 2 vol., een uitgaaf door katholieken ondernomen verscheen later in Lyon); Hist. de l'Eglise depuis J.C. jusqu'à présent (Rott. 1699, 2 vol.); Traité des préjugés fauxetlégitimes (Delft, (Rott.) 1701,3 vol.); Hist. du V. etdu N. Testament, représentées pardes figures gravées en taille-douce parRomain de Hooge (Amst. 1704; herhaaldelijk herdrukt o.a. onder den titel: Grand Tableau de l'Univers, waarvan eene holl. vert. verscheen); Hist. des Juifs depuis J.C. jusqu'à présent (Rott. 1716, den Haag 1766; werd in 't Engelsch vertaald en bewerkt; ook verscheen een fransche herdruk in Parijs); Antiquités judaïques ou remarques critiques sur la république des Hébreux (Amst. 1713,2 vol.); Annales des Prov. Unies, depuis les négociations de la paix de Munster (den Haag 1719 en 1726. 2 vol.)

Zijn portret is gegraveerd door J. Gole en door P. van Gunst, beide naar J. Holshalp, benevens door J. Ledeboer.

Zie: Haag, La France protestante2, i.v.; Sayous, Hist. de la litt. franç. à l'étranger II, 6-24; Koenen, Gesch. v.d. vestiging en den invl. der Fr. vluchtel. in Neder. 91, 140, 141,237-240, 339, 416, 417, 422; Weiss, Hist. des Réf prot. de France II, 54-58,113-116; Mirandolle en Bresson, De Waalsche gemeente te Rotterdam, 42 e.v. (in Rott. in den Loop der Eeuwen).

Serrurier

< >