NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Austro-sylvius, petrus jacobi

betekenis & definitie

AUSTRO-SYLVIUS (Petrus Jacobi), geb. te Zuiderwoude in Waterland, vóór 1601 rector van eene school te Edam, sedert dat jaar predikant te Hoogkarspel, sedert 1617 te Wijdenes (bij Hoorn); sedert 1623 te Venhuizen, emeritus 1642, gest. 1647, een man met vele namen aangeduid, zoodat over zijn levensloop en zijne vertalingen het onderzoek niet gemakkelijk is. Dit blijkt uit de onderzoekingen door C.P.

Burger Jr. in Tijdschr. voor Boek- en bibliotheekwezenV\\\ (1910) 76. Uit deze nasporingen is eene tot dusver onbekende vertaling van hem aan het licht getreden, nog uit zijn eersten tijd, zijn rectoraat te Edam, welke veel zal hebben bijgedragen om hem tot het predikambt toe te laten. Hij vertaalde namelijk in 1598 eene verhandeling van Calvijn; De scandalis onder den titel: Een zeer schoon ende profitelick Tractaet loannis Calvini vande Ergernissen, wt het latijn getroulick overgheset door Petru m Jacobi Silvenoetium (Amst. 1599). Hij komt verder voor onder de volgende namen:Petrus Jacobi (Jacobsz.),P.J.v.Suyderwoude,P.J.Semmes ofSimmes van Suyderwoude, P.J. Austro-Sylvius en P.J. Austro-Silvius.Als predikant te Hoogkarspel woonde hij in 1608 de Synode te Hoorn bij, afgevaardigd door de classis Enkhuizen.

Zijne overige vertalingen loopen, voorzoover bekend, van 1611 tot 1622. H.C. Rogge gaf een lijstje daarvan in de Bibliotheek der Contra-Remonstrantsche en Gereformeerde geschriften 77; zij worden ook genoemd door Visscher en van Langeraad, Het Protestantsche Vaderlandl, 270-274. Hij is 25 Sept. 1593 te Leiden, bij de theologischefaculteitingeschrevenals:Petrus Jacobi van Suiderwoude. Hij bestudeerde vooral de dogmatiek, spitste zich op het leerstuk der praedestinatie en stond waarschijnlijk ook de ‘verwerpinge der Godloosen’ voor. Hij vertaalde: Van 't bestant des Nederlantschen Oorlogs, drie boecken, beschreven door Dom. Baudium (Amst. 1616) en schreef: Bewijs dat de leeraers van de roomsche kercke harder ende strengher leeren dan de gereformeerden van de Predestinatie ende oorsakedersonde enz. (Enkh. 1623).Het meest is hij als medewerker van Abraham a Dooreslaer bekend geworden. Zij schreven te zamen een lijvig boek tegen de Doopsgezinden: Grondige ende clare vertooninghe van het onderscheydt in de voornaemste hooftstucken der Chr. religie, tusschen de Gereformeerde ende de Wederdooperen enz. Uit last des N.-Holl. synodighemaecktende uytghegheven, (Enkh. 1637, 2e dr. 1649, 3e dr. 1657), langen tijd het groote standaardwerk der Gereformeerden tegen de Doopsgezinden (zie Catalogus van de bibl. der ver. dpsgez. gem. teAmsterdam (Amst. 1888) \\, bijv. 173-179). Zachtaardig was onze Petrus Jacobi niet; want in een vertaling van het werk van Calvijn, waar deze handelt over de ketterij van Servet, zegt hij in eene noot, dat deze ketter ‘door gherechte strengicheyt des magistraets te Geneven verbrant’ is.

De Synode van 1626 te Alkmaar had besloten ‘de gevoelens ende lasterl. leeringen van Jacques Outerman ende syne medestanders’ te bestrijden. De zaak werd aan den predikant van Venhuizen opgedragen. Vóór de uitgave zou zijn werk gevisiteerd worden. Austro-Sylvius toog wel aan het werk, maar vroeg in 1627 een medewerker. Dit werd geweigerd. \n 1629 werd evenwel besloten, dat hij alle materialen, voor zijn arbeid noodig, zou ontvangen en dat A. a Dooreslaer zijn

medewerker zou worden, ‘om het werk te formeeren, ende in orde te brengen’. In 1630 werden ‘theses en antitheses’ door eene commissie goedgekeurd. In 1637 was een gedrukt en gebonden exemplaar in de synodale vergadering. Abr. a Dooreslaer bood het namens hen beiden aan; zij hadden ook ‘marginalia ende regesten tot gerijff des lesers ende goede onderrichtinge gemaeckt’. Het ‘lofflyck werck’ zou den classen worden aanbevolen ‘tot extirpatie van de mennonitische dwalinghen’. In 1627 en 1634 heeft hij de n.-holl. Synoden bijgewoond.

Zie:Reitsma en van Veen, Acta I 299, 422; NavorscherXI, 364; Pamflet

Knuttel no. 2780, 2804; Kruythoff, Beschr. van Edam (1781) 28; Kerkel. Handb. 1908, Bijl., 121, 146, 151.

Knipscheer

< >