ASSCHENBERG (Harmanus), geb. te Amsterdam (?) 1766, overl. 18 Nov. 1792; bevriend met Pater, Hartsen, Lutkeman, Roulland; lid van het kunstgenootschap ‘Oefening beschaaft de kunsten.’ De volgende geschriften zijn van hem bekend: zijn naam komt nergens voor op het titelblad maar wel onder de opdracht of achteraan: waar het tegendeel niet gemeld wordt, is Amsterdam de plaats van uitgave. Climeene, hardersspel, 1747. Gruwel der Fransche trowloosheid door den inval in Staats- Vlaanderen en het beschieten van Bergen op den Zoom met gloeijende kogels (Amst.?) 1747; (gedicht). De graaf van Essex, treurspel... naarT. Corneille, 1758. De wispeltuurige, blyspel, gevolgd naar l' Irresolu van N. Destouches, 1762. Silvaan, blyspel... naar Marmontel, 1777. Albert de eerste, ofde edelmoedige keizer. Tooneelspel... naar... Leblanc, 1778. Toejuichingaan ... HenrikHooftDanielsz, ten derdenmaale verkooren tot burgemeesterderstadAmsterdam, 1781; (gedicht) Aen ... H. HooftDz. ten vierde maale verkoren ... 1784. Silvaanzangspel... 1783. (omwerking van het bovengenoemde blijspel van 1777). De uitmuntende minnaar, zangspel... naar... Sedaine, 1786. De deugdzaame zoon en de edelmoedige vrinden, Tooneelspel, 1792 (volgens de voorrede is de stof ontleend aan een fabel van Gellert).
Voorts zijn gedichten van A. opgenomen in de volgende bundels: Eerzuil by de verheffinge van W.K.H. Friso... opgeregt door verscheiden Nederd. digters op de aanmoediging... van Philomelus, 1747. Lykzangen ter gedachtenisse van... Lucas Pater... 1781. Lykzangen ter gedachtenisse van Margarita van Leuvening echtgen. van Bernardus de Bosch (1785 of 86). Lykdichten tergedachtenisse van Bern. de Bosch, 1787. Lykdichten tergedachtenisse van ... L.W. van Merken, 1790. Een tiental gezangen van A. vindt men in de in 1791-93 voor de gemeente van het Lam en den Toren te Amsterdam ingevoerde zgn. ‘kleine bundel.’ (Zie Doopsgez. Bijdr. 1865, 83). De na zijn dood in 1793 door zijn vriend P.J. Uylenbroek uitgegeven Poëzybevat: ‘Brieven’ (Turnus aan Eneas, Anna van Boulein aan Henrik VIII, etc.); ‘vertelsels en puntdichten’ (waarvan ‘De filozofische eieren’ nog thans eenige bekendheid geniet) en ‘verscheiden gedichten’. Van de Vertelsets en puntdichten verscheen in 1827 een (beknopte) 2e druk.
De ‘lyst der tooneelstukken van de leden van het kunstgenootschap ... Oefening beschaaft de kunsten,’ voorkomend in: Tooneelpoezy van HA. III. (Amst., z.j., bevattend Climeene, Silvaan en De Uitm. minnaar) noemt als product van de samenwerking van A. met A. Hartsen, J. Lutkeman, en H.J. Roulland: Olimpia, trsp.; Zarucma, trsp.; Zelmire, trsp. en De deugdzaamegaleiroeyer... tooneelspel. Aan A. en H.J. Roulland wordt in dezelfde lijst toegeschreven: De jaloersche vrouw, blyspel; De optimist, tooneelspel; De twee jonge Savoyards, blyspel met zang. Het aandeel van A. is deze stukken valt bezwaarlijk te bepalen.
Ebbinge Wubben