NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Assche, justinus van]

betekenis & definitie

ASSCHE (Justinus van), geb. te Emden, werd ±1611 wees, vertoefde Junis 1613 te Zierikzee en studeerde in 1615 en in 1616 als litt. cand. aan de hoogeschool te Franeker. Na het faillissement van zijn voogd van vaderszijde Jacques de Fraeyete Emden, verzochtzijn oom en voogd Philips Willem Arondeaulx (raad van Veeresinds 1 Jan. 1604, schepen 1605, 6, 7, 8, 9, 1611, 12, 13, 14) aan de veersche magistraat, v.A. als alumnus aan te nemen ter voltooiing zijner studie in de theologie. 11 Sept. 1617 werd hem een toelage verstrekt om te gaan studeeren te St.

Andrews in Schotland, waar hij in 1618 werd ingeschreven met Justinus Arondeaux. In Sept. 1618 vertoefde hij met Is. Beeckman te Caen en was in 1619 te Saumur. Na het vertrek van den veerschen rector Jacob Beeckman, nam hij daar sinds 30 Nov. 1620 het rectoraat der latijnsche school waar, waarvoor hem Mrt. 1622 eene belooning werd gegeven. In 1625 was hij med. doct. te Amsterdam, welken graad hij wellicht in Frankrijk had verworven, doch spoedig daarop predikant onder het kruis te Keulen. Na den dood van Miggrode te Veere en bij het aanstaande vertrek van Bucerus werd v.A. 5 Oct. 1626 door den magistraat aldaar tot predikant beroepen. Over Dordrecht naar Veere vertrokken, maakte hij echter bezwaar om den catechismus en de confessie te onderteekenen, waarop de classis 24 Juni 1627 het beroep weigerde te bekrachtigen en men te Veere Corn. Beukelaer koos. 11 Nov. 1628 liet v.A. zich als med. stud. te Leiden inschrijven, studeerde er ook in 1629, ondertrouwde als jonggezel 20 April 1630 (getr. Mei 1630) te Veere met Sara Beeckman, wed.

Jacques van Rentergem,en was in Nov. 1630 med. stud. te Franeker. Waarschijnlijk reeds vóór 1634, toen hij daar Is. Beeckman mededeelingen deed omtrent het lenzenslijpen en het perpetuum mobile van Drebbel, woonde v.A. als med. dr. te Middelburg en zeker als zoodanig in 1644. In het archief van de classis van Walcheren bevinden zich zijne Stellingen en bedenkingen van 7 Juni en zijn geschrift over den vrijen wil van 24 Juni 1627. Dr. Nic.

Oostdyckzond v.A. 5 Jan. 1629 diens Meditationes physicae terug. Brieven van dezen aan v.A. zoowel als van Dan. Costerus (13 Juni 1613), Corn. Slatius (8 Nov. 1615), J. van Berchem (26 Mrt. 1616), E. Potteius (30 Dec. 1616), Dav. Somer (9 Oct. 1617), Sam.

Wallas (21 Jan. 1618), Ant. Clement (Jan. 1618), Dan. Marets (22 Juli 1618), Just. Arondeaux (22 Juni 1619), Aeg. Godefridi (1622), Unico Campegius (24 Mrt. o.s. 1625), J. Beeckman (31 Dec. 1625), Guill.

Damman (10 Febr. 1629), Dan. Wisnerus (2 Nov. 1630), Phil. Inselius en Joh. Tonsor (29 Aug. o.s. 1634), Eus. Meisner (6 Nov. 1644), Joh. Bouwius (14 Apr. z.j.) en Joh.

Mellius (z.d.), waaraan echter o.a. briefwisseling met Gomarus ontbreekt, berusten op de Kon. Bibl. te 's Gravenhage en Prov. Bibl. in Zeeland. de Waard

< >