NBW

Redactie P.C. Molhuysen en PJ. Blok (1914)

Gepubliceerd op 11-05-2022

Andriessen, pieter jacob

betekenis & definitie

ANDRIESSEN (Pieter Jacob), geb. te's Gravenh. 17 Dec. 1815, overl. te Amsterdam 19 Maart 1877, zoon van Jacob A. (kol. 140) enSusanna Bouman. Nagedoceerd te hebben aan het instituut van zijn vader opende hij 1 Mei 1844 als hoofdonderwijzer een school te Amsterdam; in Juli 1872 trok hij zich daarvan terug. 24April 1844huwdehijJohanna Maria Adriana Hendrica Jesbroek.

Hij heeft zich behalve als voortreffelijk onderwijzer bekend gemaakt als schrijver voor de jeugd; met name riep hij den historischen roman voor jonge lieden in het leven. Door hem is de geheele vaderlandsche geschiedenis van Civilis tot den slag van Waterloo behandeld; bovendien werden Vondel en de Muiderkring dan de geschiedenis van de fransche Revolutie en van Napoleon, die van Frederik den Groote en nog eenige andere in romantischen vorm beschreven; in het algemeen zijn deze boeken degelijk bewerkt en aantrekkelijk van vorm. Ook andere kinderboeken schreef Andriessen, die de stichter was van het tijdschrift Voor 'tjonge Volkje (dl. I, 1876). Een door P. Blommers gesteendrukt portret staat vóór zijn Nagelaten Opstellen, en een door Walter in hout gesneden in Eigen Haard 1877.Zie: D.F. van Heyst, Een woord ter herinnering aan Pieter Jacob Andriessen in Leeskabinet 1877, II, 114 vlg.

Brugmans

< >