* 21. 10. 1807 te Müllhausen i/d. Elzas, ✝ 24. 11. 1880 te Parijs, componist.
Leerling van Reicha en Le Sueur aan het Cons. te Parijs. Voor het tooneel schreef hij het ballet Le diable amoureux (1840), daarop volgden in den loop der jaren de komische opera's La nuit de Noël (1848), Le père Gaillard (1852), Les papillottes de Mr Benoît en Les dames capitaines (1857). Van een paar niet opgevoerde opera's zijn alleen de ouvertures gedrukt, Reber werd 1851 benoemd tot prof. in de harmonie aan het Cons., volgde 1853 Onslow op als lid der Académie. Werd 1862 prof. in de compositie aan het Cons., 1871 inspecteur van de succursales van het Cons. Van zijn instrumentale werken noemen wij 4 symphonieën, 1 suite voor orkest, 1 ouverture, 3 strijkkwartetten, 7 pianotrio's en veel andere kamermuziek, werken voor viool en voor piano, alsmede 33 liederen met pianobegeleiding, Choeur de pirates (3-stemmig mannenkoor met piano), Le soir voor 4-stemmig mannenkoor, Ave Maria en Agnus Dei voor 2 sopranen, tenor, bas en orgel en Vocalises voor sopraan of tenor, op. 16. Zijn Traité d’harmonie (1862, herhaaldelijk herdrukt) is een uitstekend studiewerk.
