Muziek lexicon

Mr. G. Keller en Philip Kruseman (1932)

Gepubliceerd op 15-06-2021

Kapel

betekenis & definitie

(cappella, niet capella), oorspronkelijk nis in een kerk, bestemd voor de vereering van een heilige, later ruimte waar het zangerskoor zich opstelde en nog later de naam van het koor zelf. De oudste K. is een vocale (Sixtijnsche kapel, de pauselijke); soortgelijke vindt men te München, Weenen, Berlijn (domkoor), Londen (King's Chapel), vroeger te Parijs (Sainte Chapelle).

Zij worden gevormd door beroepszangers. In de 14de en 15de eeuw vindt men in de K.len ook instrumentale elementen, die echter in het tijdperk der vocale polyphonie verdwijnen. Vandaar de benaming a cappella voor de zuivere niet door instrumenten begeleide vocale muziek, die niet alleen voor kerkelijke maar ook voor wereldlijke (madrigalen) gebruikt werd. De kapelzangers zelf waren componisten en de toondichters van groote beteekenis in de 15de en 16de eeuw waren tegelijk ook kapelzangers. In de Venetiaansche school (einde 16de, begin 17de eeuw) vond de instrumentale medewerking in de meerkorige schrijfwijze weer een plaats. (Bij Giovanni Gabrieli vindt men nog den a cappellastijl). Omstreeks 1600 wordt de naam K. gebruikt voor het totale koor, bestaande uit zangstemmen en instrumenten, terwijl het uit solostemmen bestaande vocale ensemble den naam draagt van coro concertato. Langzamerhand gaat de naam K. over op het totaal van musici (zangers en instrumentalisten) die aan de hoven zijn aangesteld. Thans verstaat men onder K. uitsluitend een ensemble van instrumentalisten. Zie orkest.