Muziek lexicon

Mr. G. Keller en Philip Kruseman (1932)

Gepubliceerd op 15-06-2021

Kamermuziek

betekenis & definitie

(it: musica de camera; fr.: musique de chambre; eng.: chamber-music), muzikaal genre, dat ontstaat omstreeks het jaar 1600, het groote keerpunt in de muzikale ontwikkeling van bet Avondland, in tegenstelling met de kerkmuziek aan de eene en de theatermuziek aan de andere zijde. De K. was oorspronkelijk bestemd voor de vorstelijke hoven of aristocratische salons.

In de 16de eeuw nog werd dezelfde muziek op verschillende plaatsen uitgevoerd, al naar mate de ruimte het noodzakelijk maakte in grootere of kleinere bezetting; ook konden vocale partijen nog instrumentaal worden uitgevoerd. Met de scheiding ontwikkelt de K. haar eigen genres:1. het vocale concert, voor één of enkele zangstemmen met generale bas;
2. de wereldlijke solo-cantate in monodischen stijl (kamercantate);
3. aria en kamerduet, enz. (nog bij Händel, Padre Martini, e.a. in de 18de eeuw). Bach schrijft nog (wereldlijke) concerti of cantate de camera.

In het begin der 17de eeuw worden ook reeds instrumentale werken met den naam K. aangeduid. Ook hier is het voornamelijk het concert, maar ook andere genres ontstaan: men schrijft sonata’s voor heel kleine bezetting met generale bas, waaruit later de sonata de camera (kamersonate) zich ontwikkelt (in den vorm der suite). De trio-bezetting (2 violen of andere melodie-instrumenten met generale bas, basso continuo) is hierbij toonaangevend, evenals bij de parallel-loopende kerksonate (sonata da chiesa). Zoo blijft de ontwikkeling tot het midden der 18de eeuw.

Van dit tijdstip af wordt onder K. alleen nog maar verstaan instrumentale muziek en wel de verschillende soorten van ensemble muziek van solo-instrumenten (strijk- en blaas-instr., klavier enz.), zooals het trio, quartet, quintet, sextet, enz. In dezen tijd staat kamermuziek tegenover orkestmuziek en heeft betrekking op de innerlijke muzikale factuur. Voor al deze muziek wordt de moderne sonate de grondvorm. De orkestmuziek wordt massa-stijl. de K, behandelt de instrumenten obligaat, solistisch, fijn geciseleerd. De oude generale bas valt weg. Alle groote meesters hebben sindsdien de K, met zorg beoefend. Terwijl in en na de late romantiek de K. meer op den achtergrond werd gedrongen door de geweldig massale orkestmuziek, bestaat in de nieuwere moderne muziek een streven, tot de fijnere nuances der K. terug te keeren. Ook de goed verzorgde uitgaven der oudere K. wijzen op iets dergelijks. — Ook de z.g. huismuziek (Hausmusik) kan men tot de K. rekenen, ofschoon hier het populaire, het familie-karakter het kunstzinnige overheerscht.