(Portret plaat 77), * 25. 1. 1851, te Antwerpen, ✝ 26. 5. 1912 aldaar, componist. Leerling van Benoit (comp.) en Callaerts aan de Antwerpsche muziekschool en van Louis Brassin te Brussel, voltooide zijn studiën aan het conservatorium te Leipzig.
In 1868 werd hij leeraar aan de Antwerpsche muziekschool en dirigent van de „Cercle artistique". In 1901 werd hij directeur dier muziekschool, welke in 1897 tot Conservatorium was gepromoveerd.Zijn voornaamste werken zijn: de groote koorwerken met orkest: Vredezang, Een droom van ‘t paradijs, de klokke Roelandt, Schetdezang, de opera's Milenka (1888), Maître Martin (1892), Herbergprinses (18%), ook in 't Fransch, te Gent en Brussel gegeven, Tijl Uilenspiegel (1900), De bruid der Zee (1901), ook in 't Fransch en Duitsch, De Kapel, dram. intermezzo en Baldie (1908), een „Rubensouverture", symphonische gedichten, een romance voor viool. Zie Solvay: Notice sur Jean Blockx (1920).