Muziek lexicon

Mr. G. Keller en Philip Kruseman (1932)

Gepubliceerd op 15-06-2021

Caecilianus huigens

betekenis & definitie

Pater Dr. (Theodorus Hermanus Josephus) O.F.M., * 14. 4. 1878 te Bolsward. Ontving van zijn vader reeds zeer jong het eerste muziekonderricht.

Hij vervulde al op 8-jarigen leeftijd den organistendienst voor zijn vader. Studeerde humaniora aan het gymnasium te Megen. Trad in 1895 in de Orde der Minderbroeders te Wijchen. Priester gewijd te Weert 9 Maart 1902, Lessen bij den heer H. Hermans te Maastricht. Van 1905—1907 voortzetting muzikale studiën aan de kerkmuziekschool St. Gregoriushaus te Aken. Slaagde bij het toelatingsexamen voor de hoogste klas, maar bleet, na deze afgeloopen te hebben, nog een jaar om bij Nekes het Palestrijnsche contrapunt te bestudeeren. In 1907 gaf hij onderwijs in muziek en kerkzang (vooral Gregoriaansch) in de kloosters zijner orde in Nederland. In 1911 naar Weenen om zijn muzikale studiën te voltooien aan de Akademie für Musik und darstellende Kunst. (Compositie bij R. Heuberger, orgel bij R. Dittrich.) Behaalde na 2 jaren het Academie-diploma met den Zellner-prijs. Volgde tevens de muziekcolleges van Prof. Guido Adler aan het Institut für Musikwissenschaft der Universiteit, waar hij een privatcursus gaf in de neumenleer en in het Gregoriaansch volgens de leer van Solesmes. Gepromoveerd tot doctor in de wijsbegeerte (hoofdvak: muziekwetenschap) 1914 op proefschrift: „Fr. Blasius Amon O.F.M. Sein Leben und seine Werke. Ein Beitrag zur Geschichte der Kirchenmusik in Oesterreich". Na nog een jaar wetenschappelijken arbeid te Weenen, in 1915 terug naar Nederland en benoemd tot professor in de liturgie aan de theologische kloosterschool te Weert en leider van het koor te Weert. Van 1919 af hoofdredacteur van het „St. Gregoriusblad". Spoedig daarop belast met de voorbereiding tot stichting van een R.K. kerkmuziekschool in Nederland, tegelijkertijd actie voerende op het gebied van kerkmuziek en kerkzang, in het bijzonder voor verbreiding van het Gregoriaansch en voor stemvorming, waarin hij tot 1925 bijna 100 cursussen gegeven heeft. In dien tijd hield hij menige orgelbespeling bij de inwijding van nieuwe orgels, waarvan er vele onder zijn leiding werden gebouwd. In 1925 tot directeur benoemd van de alsdan geopende Ned. R.-K. Kerkmuziekschool „St. Caecilia" te Utrecht. Verder leeraar in het Gregoriaansch aan de conservatoria van Amsterdam en 's-Gravenhage. Schreef een aantal vocale, meest kerkmuzikale composities (volkszang), meerstemmige liederen en liederen voor solo-stem. Lid van den Ned. Klok- en Orgelraad, lid van de Schoolcommissie A der Mij. tot Bevordering van Toonkunst.