Muziek lexicon

Mr. G. Keller en Philip Kruseman (1932)

Gepubliceerd op 15-06-2021

Arnold krug

betekenis & definitie

* 16. 10. 1849 te Hamburg, ✝ 4. 8. 1904 aldaar, pianist, zoon van Died. Krug, wiens leerling hij was, waarna hij onderricht van Gurlitt genoot, kwam 1868 op het cons. te Leipzig, verwierf daar de beurs der Mozart-Stiftung, was 1872—1877 pianoleeraar aan het Sternsche Kons. te Berlijn en na de beurs van de Meyerbeer-Stiftung te hebben gekregen, maakte hij een reis door Italië en Frankrijk, waarna hij zich te Hamburg vestigde, waar hij een eigen zangvereeniging oprichtte, leeraar aan het cons. werd en tot dirigent der Altonaer Singakademie werd benoemd.

Componist van een Symphonie, een suite Aus der Wanderzeit, Romanische Tänze voor orkest, koorcomposities met soli en orkest (Sigurd, An die Hoffnung, Der Sohn der Rose, Der Künste Lobgesang, Fingal) of enkel met piano (Ita lienisches Liederspiel, Maikönigin), werken voor piano en voor viool, kwartetten, liederen, enz.