Muziekencyclopedie

S. van Ameringen (1962)

Gepubliceerd op 21-04-2020

geluidsleer

betekenis & definitie

tak van de natuurkunde die zich bezighoudt met de bestudering van het geluid en de daarmee samenhangende verschijnselen. Het geluid bestaat uit zich voortplantende trillingen die, mits ze voldoende sterk (frequentie) zijn, het oor bereiken, het trommelvlies in trilling brengen en zo de menselijke hersenen bereiken.

Het menselijk oor is theoretisch gevoelig voor frequenties tussen 16-20 000 Herz (Hz). Een muzikale toon is geen enkelvoudige trilling maar kan worden ontbonden in een grondfrequentie en een aantal bovenharmonischen. Geluid wordt opgewekt door o.m. muziekinstrumenten, met behulp van trillende snaren, trillende luchtkolommen, trillende vliezen (menselijke stem), enz. De geluidssterkte (uitgedrukt in decibel) hangt af van de hoeveelheid lucht die in beweging wordt gezet. Er is een gehoordrempel en een pijngrens. Bij de mens treedt boven 100 decibel geluidshinder en fysiologische schade op; radiomuziek ligt tussen 50 en 80 decibel; een stofzuiger tussen 55 en 70, een discotheek tussen 105 en 115 decibel.