Muziekencyclopedie

S. van Ameringen (1962)

Gepubliceerd op 21-04-2020

barok

betekenis & definitie

stijlperiode uit de beeldende kunsten die ook op de muziek 1600-1750 wordt toegepast, met dien verstande dat de periode in de muziek 1600-1650 een wel erg vroege barok is en er reeds ca 1715 sprake is van rococo. Zowel de opera en het oratorium als de instrumentale muziek bereiken in de barok een hoge bloei.

De concerterende stijl (stile concertato) dringt overal door, de cantate ontstaat, de muziekensembles en de partituren krijgen vaste vormen (concerto grosso, basso continuo). Kenmerkend zijn tevens de zin voor het dramatische (ook in zuiver instrumentale stijl), de voorliefde voor pracht en kleur, sterke spanningen en fraaie oplossingen daarvoor. De barokmuziek ademt ruimte en ontplooit zich rijkelijk qua inspiratie en compositievermogen. Er is ook gebondenheid van de componist aan de opdrachtgever: het hof, de kerk en het stadsbestuur. Grote figuren zijn: J.-B.Lully, J.-Ph.Rameau, Fr.Couperin, J.S.Bach, G.Fr.Händel. G.Ph.

Telemann. D.Scarlatti, A.Vivaldi.