zonnen - regelmatig werkwoord
uitspraak: zon-nen
1. in de zon liggen om bruin te worden
♢ we hebben heerlijk liggen zonnen
Regelmatig werkwoord: zon-nen
ik zon
jij/u zont
hij/zij zont
wij/zij/jullie zonnen
ik/jij/u/hij/zij zonde
wij/zij/jullie zonden
hij heeft gezond
zonnend, zonnende
Synoniemen
zonnebaden
Gepubliceerd op 14-11-2017
zonnen
betekenis & definitie