Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 30-11-2017

zeker

betekenis & definitie

zeker - bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, voornaamwoord
uitspraak: ze-ker

1. in elk geval
er waren zeker dertig mensen
2. waar je niet aan twijfelt
♢ hij heeft het zeker gedaan
1. ik ben er zeker van
[ik twijfel niet]
2. ik weet het zeker
[ik twijfel niet]
3. we nemen het zekere voor het onzekere
[we nemen geen risico]
4. hij speelt op zeker
[neemt geen risico]
5. vast en zeker
[absoluut zeker]
6. zo zeker als twee keer twee vier is
[heel erg zeker]
7. zeker weten!
[stellig, bevestigend antwoord]
3. buiten, of zonder gevaar
♢ je bent daar je leven niet zeker
1. het zekere voor het onzekere nemen
[geen risico nemen]
2. op zeker spelen
[voorzichtig zijn, geen risico nemen]

1. waarschijnlijk, vermoedelijk
♢ Coby was zeker weer te laat?

1. een of andere
♢ er was een zekere Edmond aan de deur
1. op zekere dag
[eens]
2. in zekere zin
[in een bepaald opzicht]
3. in zekere mate
[min of meer, enigszins]
4. ik moet naar een zekere plaats
[het toilet]

Bijvoeglijk naamwoord: ze-ker
... is zekerder dan ...
het zekerst
de/het zekere ...

Bijwoord: ze-ker

Voornaamwoord: ze-ker
zekere

Synoniemen
althans, gegarandeerd, gewis, minstens, tenminste, vast

Tegenstellingen
onzeker, twijfelachtig