wachten - regelmatig werkwoord
uitspraak: wach-ten
1. ergens blijven tot hij/het komt
♢ wij wachten op de bus van zes uur
1. wacht even!
[heb nog even geduld]
2. nog niet beginnen
♢ laten we nog maar even wachten met eten
1. dat kan wel wachten
[dat hoeft niet meteen]
Algemene uitdrukkingen:
1. hij weet niet wat hem daar te wachten staat
[wat hij daar zal meemaken]
Regelmatig werkwoord: wach-ten
ik wacht
jij/u wacht
hij/zij wacht
wij/zij/jullie wachten
ik/jij/u/hij/zij wachtte
wij/zij/jullie wachtten
hij heeft gewacht
wachtend, wachtende
Gepubliceerd op 14-11-2017
wachten
betekenis & definitie