Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 30-11-2017

waard

betekenis & definitie

waard - bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig naamwoord

1. wat het aan geld op kan brengen
hoeveel is dat horloge waard?
1. dat is geen cent waard
[niets waard]
2. dat is niet de moeite waard
[niets waard]
3. wat is het je waard?
[wat heb je ervoor over]
4. ze is nog niet veel waard
[nog niet erg fit]
5. de ene dienst is de andere waard
[als je iets voor iemand doet, verwacht je dat de ander ook iets voor jou doet]
6. het is zoveel waard als de gek ervoor geeft
[zoveel als de liefhebber ervoor wil betalen]
7. iemand niet waard zijn
[hem of haar niet verdienen]

1. baas van een café
♢ het bevalt me goed als waard van deze kroeg
1. zoals de waard is vertrouwt hij zijn gasten
[als iemand jou niet vertrouwt, zal hij zelf wel niet te vertrouwen zijn]
2. buiten de waard gerekend hebben
[er niet op gerekend hebben dat iemand een plan zou kunnen dwarsbomen]

Bijvoeglijk naamwoord: waard

Zelfstandig naamwoord: waard
de waard
de waarden

Synoniemen
kastelein, kroegbaas


Alsjeblieft!
Dit artikel kreeg je van Ensie cadeau. Wil je ook bijdragen aan toegankelijke kennis?Word vriend van Ensie en ontvang een gratis encyclopedie!