uitademen

betekenis & definitie

uitademen - regelmatig werkwoord
uitspraak: uit-a-de-men

1. de lucht uit je longen laten stromen
♢ hou je adem niet in, je moet uitademen

Regelmatig werkwoord: uit-a-de-men
ik adem uit (... ik uitadem)
jij/u ademt uit (... jij uitademt)
hij/zij ademt uit (... hij uitademt)
wij/zij/jullie ademen uit (... wij uitademen)
ik/jij/u/hij/zij ademde uit (... ik uitademde)
wij/zij/jullie ademden uit (... wij uitademden)
hij heeft uitgeademd
de/het/een uitgeademde ....
uitademend, uitademende

Tegenstellingen
inademen