stropen

betekenis & definitie

stropen - regelmatig werkwoord
uitspraak: stro-pen

1. het vel eraf halen
♢ de dode dieren werden gestroopt
2. stiekem vangen
♢ ze hadden tien konijnen gestroopt

Regelmatig werkwoord: stro-pen
ik stroop
jij/u stroopt
hij/zij stroopt
wij/zij/jullie stropen
ik/jij/u/hij/zij stroopte
wij/zij/jullie stroopten
hij heeft gestroopt
de/het/een gestroopte ....
stropend, stropende