straat - zelfstandig naamwoord
1. verharde weg tussen twee rijen huizen
♢ in welke straat woon jij?
1. zo kun je niet over straat
[naar buiten]
2. hij kwam op straat te staan
[werd dakloos, had geen woning meer]
3. dat past precies in zijn straatje
[dat past bij zijn opvattingen en plannen]
4. er moet meer blauw op straat komen
[meer politie]
5. ach, je bent van de straat
[je hebt iets te doen]
6. dat nieuwtje ligt op straat
[is algemeen bekend]
7. niet van de straat zijn
[hoog ontwikkeld of erg rijk zijn]
8. op straat staan
[geen huis hebben]
Zelfstandig naamwoord: straat
de straat
de straten
het straatje
Gepubliceerd op 14-11-2017
straat
betekenis & definitie