stop - zelfstandig naamwoord
1. voorwerp waarmee je een opening afsluit
♢ er zit nog geen stop op deze fles
2. beveiliging tegen doorsmelten
♢ na kortsluiting moet de stop vervangen worden
1. alle stoppen slaan door bij hem
[hij verliest zijn zelfbeheersing]
3. het ermee ophouden
♢ na een stop van drie maanden is de voetbal weer begonnen
1. een sanitaire stop
[een pauze om naar de wc te gaan]
Zelfstandig naamwoord: stop
de stop
de stoppen
het stopje
Gepubliceerd op 14-11-2017
stop
betekenis & definitie
Alsjeblieft!
Dit artikel kreeg je van Ensie cadeau. Wil je ook bijdragen aan toegankelijke kennis? Klik hier en word vriend van Ensie.