smijten - onregelmatig werkwoord
uitspraak: smij-ten
1. met een zwaai uit je hand loslaten zodat het ergens anders terechtkomt
♢ hij smeet zijn tas in een hoek
1. iemand iets naar het hoofd smijten
[hem met harde woorden een verwijt maken]
2. met de deuren smijten
[ze heel hard dichtgooien]
3. met geld smijten
[veel geld uitgeven]
Onregelmatig werkwoord: smij-ten
ik smijt
jij/u smijt
hij/zij smijt
wij/zij/jullie smijten
ik/jij/u/hij/zij smeet
wij/zij/jullie smeten
hij heeft gesmeten
smijtend, smijtende
Synoniemen
flikkeren, gooien, kieperen, mikken, werpen
Gepubliceerd op 14-11-2017
smijten
betekenis & definitie