schenken - onregelmatig werkwoord
uitspraak: schen-ken
1. aan iemand overhandigen die het mag houden
♢ hij heeft mij een gouden horloge geschonken
1. er aandacht aan schenken
[er bewust mee bezig zijn]
2. het leven schenken aan een baby
[een baby krijgen]
2. overgieten in iets anders
♢ hij schonk mijn kopje nog eens vol
3. het mogelijk maken dat iemand het krijgt
♢ deze kans werd mij geschonken
Onregelmatig werkwoord: schen-ken
ik schenk
jij/u schenkt
hij/zij schenkt
wij/zij/jullie schenken
ik/jij/u/hij/zij schonk
wij/zij/jullie schonken
hij heeft geschonken
de/het/een geschonken ....
Synoniemen
afstaan, doneren, geven, toewerpen, verstrekken, weggeven
Tegenstellingen
binnenkrijgen, incasseren, krijgen, ontvangen, verkrijgen
Gepubliceerd op 14-11-2017
schenken
betekenis & definitie