Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

rustig

betekenis & definitie

rustig - bijvoeglijk naamwoord
uitspraak: rus-tig

1. in rust en evenwicht
♢ Henk is een rustige jongen
1. het is rustig op straat
[er is weinig verkeer]
2. rustig!
[wind je niet op]
3. een rustig patroon
[zonder wilde figuren]
2. zonder in paniek te raken
♢ koelbloedig doofde hij de vlam die in de pan geslagen was
3. met weinig werk
♢ na Nieuwjaar is het altijd rustig in de winkel
1. rustig aan doen
[je niet te veel inspannen of opwinden]
2. een rustig geweten hebben
[je onschuldig voelen]
4. zonder gestoord te worden
♢ we konden het werk rustig afmaken

Bijvoeglijk naamwoord: rus-tig
... is rustiger dan ...
het rustigst
de/het rustige ...
iets rustigs

Synoniemen
bedaard, gedeisd, kalm, koelbloedig, koudbloedig

Tegenstellingen
druk, onstuimig, rumoerig