onafgebroken - bijvoeglijk naamwoord
uitspraak: on-af-ge-bro-ken
1. de hele tijd
♢ ze zat onafgebroken naar me te staren
Bijvoeglijk naamwoord: on-af-ge-bro-ken
Synoniemen
chronisch, continu, doorlopend, gedurig, permanent, permanent
Tegenstellingen
nimmer, nooit