muts - zelfstandig naamwoord
1. hoofddeksel van soepel materiaal
♢hij heeft een wollen muts op tegen de kou
1. zijn muts staat verkeerd
[hij is niet goed te spreken, niet vrolijk]
2. domme vrouw
♢die muts laat zich misleiden door zijn gladde praatjes
Zelfstandig naamwoord: muts
de muts
de mutsen
het mutsje
Gepubliceerd op 31-10-2017
muts
betekenis & definitie