munt - zelfstandig naamwoord
1. betaalmiddel van metaal
♢ik had drie munten in mijn portemonnee
1. je moet met klinkende munt betalen
[contant]
2. daar kun je munt uit slaan
[voordeel uit halen]
3. we betalen hem met gelijke munt terug
[behandelen hem op dezelfde vervelende manier]
2. plant met pepermuntsmaak
♢een beetje munt in de thee is erg lekker
Algemene uitdrukkingen:
1. kop of munt gooien
[muntje opgooien en de bovenste kant laten bepalen wat er gebeurt]
Zelfstandig naamwoord: munt
de munt
de munten
het muntje
Synoniemen
geldstuk, penning, muntstuk
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.