martelen - regelmatig werkwoord
uitspraak: mar-te-len
1. iemand kwellen met pijn of iets anders, om hem ergens toe te dwingen
♢toen hij gemarteld werd, gaf hij toe dat hij schuldig was
2. het zwaar te verduren hebben
♢we moesten martelen om al die sommen op tijd af te hebben
Regelmatig werkwoord: mar-te-len
ik martel
jij/u martelt
hij/zij martelt
wij/zij/jullie martelen
ik/jij/u/hij/zij martelde
wij/zij/jullie martelden
hij heeft gemarteld
de/het/een gemartelde ....
martelend, martelende
Synoniemen
folteren
Gepubliceerd op 31-10-2017
martelen
betekenis & definitie