loslaten - onregelmatig werkwoord
uitspraak: los-la-ten
1. niet langer vasthouden
♢ de hond liet het stuk hout los
1. dat laat me niet los
[ik moet er steeds aan denken]
2. vertellen wat eigenlijk niet mag
♢ ze wilde niets loslaten over het drama
3. er niet aan vast blijven zitten
♢ de pleister is losgelaten
Onregelmatig werkwoord: los-la-ten
ik laat los (... ik loslaat)
jij/u laat los (... jij loslaat)
hij/zij laat los (... hij loslaat)
wij/zij/jullie laten los (... wij loslaten)
ik/jij/u/hij/zij liet los (... ik losliet)
wij/zij/jullie lieten los (... wij loslieten)
hij heeft losgelaten
de/het/een losgelaten ....
loslatend, loslatende
Tegenstellingen
hechten, houden, pakken, vasthouden
Gepubliceerd op 14-11-2017
loslaten
betekenis & definitie