loskomen

betekenis & definitie

loskomen - onregelmatig werkwoord
uitspraak: los-ko-men

1. uit de gevangenis komen
♢ de inbreker is kortgeleden losgekomen
2. los worden van iets waaraan het verbonden was
♢ die hoest is eindelijk losgekomen
3. beweeglijk worden
♢ na een borrel kwamen de tongen los
4. beschikbaar komen
♢ voor dit project zijn grote sommen geld losgekomen
5. tot uiting komen, geuit worden
♢ er kwam heel wat kritiek los

Onregelmatig werkwoord: los-ko-men
ik kom los (... ik loskom)
jij/u komt los (... jij loskomt)
hij/zij komt los (... hij loskomt)
wij/zij/jullie komen los (... wij loskomen)
ik/jij/u/hij/zij kwam los (... ik loskwam)
wij/zij/jullie kwamen los (... wij loskwamen)
hij is losgekomen
de/het/een losgekomen ....