levend - bijvoeglijk naamwoord
uitspraak: le-vend
1. wie of wat in leven is
♢ bloemen, planten, dieren en mensen zijn levend
2. wat nog in gebruik is
♢ in dit land wordt recht gesproken volgens het levende recht
1. er was geen levende ziel, geen levend wezen
[niemand]
2. meer dood dan levend
[bijna dood]
3. levende have
[vee en huisdieren]
4. levende muziek
[die live gespeeld wordt]
5. ergens levend begraven zijn
[afgesloten van alle contact met mensen]
6. in levenden lijve
[levend en wel, niet dood]
Bijvoeglijk naamwoord: le-vend
de/het levende ...
iets levends
Tegenstellingen
dood, kapot, levenloos
Gepubliceerd op 14-11-2017
levend
betekenis & definitie