kruik - zelfstandig naamwoord
1. fles van aardewerk of metaal
♢ de jenever zat in een kruik
1. een warme kruik
[metalen fles of rubberen zak gevuld met heet water]
2. de kruik gaat zo lang te water tot hij barst
[uiteindelijk gaat het een keer mis]
3. alles is in kannen en kruiken
[alles is in orde]
Zelfstandig naamwoord: kruik
de kruik
de kruiken
het kruikje
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk