klinken - onregelmatig werkwoord
uitspraak: klin-ken
1. een geluid laten horen
♢ zijn stem klinkt verkouden
1. dat plan klinkt leuk
[het lijkt een leuk plan]
2. je glas tegen dat van iemand anders tikken om geluk te wensen
♢ om 12 uur klonken we met elkaar
3. eraan vastmaken
♢ de platen werden aan elkaar geklonken
Onregelmatig werkwoord: klin-ken
ik klink
jij/u klinkt
hij/zij klinkt
wij/zij/jullie klinken
ik/jij/u/hij/zij klonk
wij/zij/jullie klonken
hij heeft geklonken
klinkend, klinkende
Synoniemen
proosten, toosten
Gepubliceerd op 14-11-2017
klinken
betekenis & definitie