kleintje - zelfstandig naamwoord
uitspraak: klein-tje
1. iemand die klein is, of iets wat klein is
♢ hij bestelde een kleintje pils
1. vele kleintjes maken één groot
[alle beetjes helpen]
2. op de kleintjes moeten letten
[weinig geld te besteden hebben]
2. een jong kind
♢ deze kleintjes geloven nog in Sinterklaas
1. voor geen kleintje vervaard zijn
[niet gauw bang zijn]
Zelfstandig naamwoord: klein-tje
het kleintje
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk