ironisch - bijvoeglijk naamwoord
uitspraak: i-ro-nies
1. met grappig doen iemand belachelijk makend
♢ wie ironisch spreekt, zegt vaak het tegendeel van wat hij vindt
1. ironisch glimlachen
[met een glimlach waaruit blijkt dat je het niet gelooft]
2. ironisch genoeg ...
[gek genoeg ...]
Bijvoeglijk naamwoord: i-ro-nies
... is ironischer dan ...
de/het ironische ...
iets ironisch
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk