innemen - onregelmatig werkwoord
uitspraak: in-ne-men
1. een plaats in beslag nemen
♢ die koelkast neemt te veel plaats in
1. een standpunt innemen
[een standpunt hebben]
2. inslikken
♢ hij neemt zijn pillen elke dag in
1. het schip neemt brandstof in
[neemt brandstof aan boord]
3. veroveren
♢ de stad werd ingenomen door de Serviërs
4. nauwer maken
♢ je bent mager geworden, ik zal dat jasje innemen
5. in beslag nemen, pakken
♢ de toezichthouder neemt alle tentamens in
Algemene uitdrukkingen:
1. hij neemt iedereen tegen zich in
[maakt op iedereen een slechte indruk]
Onregelmatig werkwoord: in-ne-men
ik neem in (... ik inneem)
jij/u neemt in (... jij inneemt)
hij/zij neemt in (... hij inneemt)
wij/zij/jullie nemen in (... wij innemen)
ik/jij/u/hij/zij nam in (... ik innam)
wij/zij/jullie namen in (... wij innamen)
hij heeft ingenomen
de/het/een ingenomen ....
innemend, innemende
Synoniemen
bezetten
Tegenstellingen
ontzetten, uitleggen
Gepubliceerd op 14-11-2017
innemen
betekenis & definitie