in - bijwoord, voorzetsel
1. niet (als woorddeel, ook im of il)
♢ informeel, immobiel, illegaal
2. geeft een richting aan
♢ we gingen het bos in
3. in de mode
♢ lange rokken zijn weer in
4. richting van buiten naar binnen
♢ doe de suiker maar in de koffie
5. geeft tijdstip of tijdsduur aan
♢ in het najaar vallen de blaren
6. geeft een plaats aan
♢ Jan is in de slaapkamer
Algemene uitdrukkingen:
1. Arie is in de veertig
[iets ouder dan veertig]
2. ik kan er wel in komen
[ik kan het wel begrijpen]
3. ik ben er helemaal in
[ga er helemaal in op]
4. die bal is in
[binnen de lijn]
5. erin stinken
[bedrogen worden, beetgenomen worden]
6. erin tuinen
[beetgenomen worden]
Bijwoord: in
Voorzetsel: in
Synoniemen
te
Tegenstellingen
uit
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.