gezond - bijvoeglijk naamwoord
uitspraak: ge-zond
1. wie lichamelijk goed in orde is
♢ een gezond mens hoeft nooit naar de dokter
1. zo gezond als een vis
[erg gezond]
2. gezond en wel
[volkomen gezond]
2. goed voor je lichaam
♢ zwemmen is gezond
1. je moet gezond eten
[dingen eten die goed voor je zijn]
2. de gezonde apotheek
[gewone, goede kost]
3. een broodje gezond
[met wat rauwkost erbij]
3. onbedorven en natuurlijk
♢ dat is een gezonde redenering
1. het gezond verstand
[een nuchtere wijze van redeneren]
Bijvoeglijk naamwoord: ge-zond
... is gezonder dan ...
het gezondst
de/het gezonde ...
iets gezonds
Synoniemen
goed
Tegenstellingen
gammel, ongesteld, ongezond, onwel
Gepubliceerd op 14-11-2017
gezond
betekenis & definitie