gedurig - bijwoord
uitspraak: ge-du-rig
1. de hele tijd
♢ hij bleef me gedurig aanstaren
2. elke keer weer
♢ de oude man wilde gedurig van zijn stoel opstaan
Bijwoord: ge-du-rig
Synoniemen
aanhoudend, altijd, chronisch, continu, doorlopend, herhaaldelijk, immer, onafgebroken, permanent, permanent, telkens
Tegenstellingen
nimmer, nooit