dubbel - bijvoeglijk naamwoord
uitspraak: dub-bel
1. bestaande uit twee gelijke dingen
♢ ze hebben dubbel glas in de ramen
1. ze lagen dubbel van het lachen
[ze moesten ontzettend lachen]
2. dubbel en dwars
[heel duidelijk]
3. die heb ik dubbel
[daar heb ik er twee van]
Bijvoeglijk naamwoord: dub-bel
de/het dubbele ...
iets dubbels
Tegenstellingen
enkel
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk