Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

Gepubliceerd op 14-11-2017

droog

betekenis & definitie

droog - bijvoeglijk naamwoord

1. zonder vloeistof
♢ de was is droog
1. ze eten droog brood
[zonder boter of beleg]
2. de baby is droog
[heeft niet in zijn broek geplast]
3. een droge keel hebben
[dorst hebben]
4. het niet met droge ogen kunnen aanzien
[niet zonder te huilen]
5. hoog en droog zitten
[veilig zijn]
6. nog niet droog zijn achter de oren
[jong en onervaren]
7. zijn schaapjes op het droge hebben
[van zijn verdiende geld kunnen leven]
8. als een vis op het droge
[hulpeloos]
9. als droog zand aan elkaar hangen
[zonder samenhang zijn]
10. er is geen droog brood mee te verdienen
[het levert bijna niets op]
2. wie grappige dingen op een serieuze manier zegt
♢ Nejdat maakte een droge opmerking
3. met een laag suikergehalte
♢ dit is een droge wijn

Bijvoeglijk naamwoord: droog
... is droger dan ...
het droogst
de/het droge ...
iets droogs

Synoniemen
dor

Tegenstellingen
nat